Treurbeuk Strijboshof

Oorlogshelden: het verhaal van Pietje en Margriet Hopstaken

Joanna Maria Vinck

Joanna Maria Vinck, geboren in Merksem op 22 juni 1888, was getrouwd met Victor Van Vlierberghe en had één dochter Anna, geboren op 19 juli 1908.

Op 2 september 1915 werd Maria veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf. Later verklaarde ze dat ze haar broers Petrus en Jos geholpen had om 'jonge lieden' over de grens naar Nederland brengen. Tevens vermeldde ze dat ze meer dan 50 personen hadden weggebracht waaronder vrijwilligers, munitiearbeiders, zelfs een Belgische spion waarvan ze de naam of adres niet kende maar die gebracht werd door ene Frans Verbeeck uit Merksem.

Ook Franse soldaten kwamen via Brussel, Antwerpen en Schoten/ Merksem in Heide terecht en werden over de grens geholpen. En dit uit zuivere liefde voor het vaderland!

Via Aken, Keulen, Koblenz, Saarbrücken, Trier en opnieuw Koblenz kwam Maria uiteindelijk op 11 september 1915 aan in de vrouwenafdeling van de gevangenis van Siegburg, gelegen tussen Keulen en Bonn. Tijdens haar gevangenschap verbleef hier ook een aantal bekende veroordeelde spionnen: de Française Louise Thuliez, Jeanne de Belleville, Prinses Marie de Croy, allen behorend tot het Edith Cavell-netwerk, en Louise de Bettignies.

De gevangenis was gevestigd in de Bruckbergwijk in Siegburg en omringd door munitiefabrieken. Er was plaats voor 250 vrouwen. Wanneer het er meer dan 300 waren werd er een aantal overgebracht naar het kamp van Delitz, in de buurt van Leipzig. De vrouwen werden niet fysiek mishandeld maar het regime was zeer streng, weinig eten en in de winter was het er verschrikkelijk koud. De hygiëne en de medische verzorging waren er bar slecht waardoor een groot aantal gevangenen stierf. Tijdens de dagelijkse wandeling op de binnenplaats moesten de vrouwen op vijf meter van elkaar rondwandelen en het was verboden te praten. Vanaf maart 1916 mochten ze per twee wandelen en met elkaar praten. De cellen waren twee meter op drie, bovenaan in de buitenmuur zat een klein raam met tralies. De politieke gevangenen mochten slechts één brief om de drie maanden van hun familie ontvangen.

Het verplichte werk ging van borduren tot werken op het veld en werken in de nabijgelegen steenbakkerijen. Wat later werden ze ook verplicht om in de wapenfabrieken te werken. Het regime was niet voor iedereen hetzelfde, vrouwen van een betere stand werden beter behandeld.

Maria Vinck verbleef hier tot haar vrijlating op 2 september 1916. Ze was fel verzwakt door het harde, gedwongen werken en onvoldoende voedsel. Ze werd niet mishandeld.

Bij haar thuiskomst toonde Maria geen spijt en zat niet stil. Later verklaarde ze: " .. . na ik mijn jaar gevangenis had uitgedaan heb ik nog gewerkt met Rosalie De Coster; vrouw van Joseph Cortvrint, geboren te Brussel 23 oktober 1893 en overleden, verongelukt aan de 'elentrieke' draad 19 juli 1917." Hier vergist ze zich van maand want het was 19 september i.p.v. 19 juli.

De Brusselse Rosalia De Coster, 23 jaar en officiële gids, bracht enkele mannen door de draad in de buurt van de tramlijn naar de Mont Noir ter hoogte van de Putsesteenweg. André Linneman uit Bergen, 22 jaar, wilde er als eerste door, raakte de elektrische draad en werd door de kracht daarvan weggeslingerd. Hij raakte met zijn voeten Rosalie die ook geëlektrocuteerd werd.

Als schadevergoeding voor wegvoering en gevangenschap met gedwongen arbeid zonder vergoeding kreeg Maria op 22 februari 1921 van de Rechtbank van Oorlogsschade te Antwerpen een bedrag van 150 frank. Op 2 januari 1923 werd de uitspraak van 22 februari herzien en werd haar de som van 600 frank toegekend, zijnde 50 frank per maand gevangenschap min de 150 frank die ze reeds ontvangen had.