Plataan Essen

Oorlogshelden: Henri Duerloo

Henri Duerloo

Het Duitse leger wilde meer controle over België en sloot in april 1915 de grens met Nederland hermetisch af met een elektrische draad van 2000 Volt. Om materiaal en manschappen te sparen werden Essen en Nieuwmoer afgesneden van Kalmthout en van de rest van het land. Deze draadversperring staat gekend als ‘De Doodendraad’. 

De Nederlanders sloten op aandringen van de Duitsers hun zuidgrens af met een hoge prikkeldraad zonder stroom. Essen was volledig afgesloten en werd voor vier jaar een soort niemandsland. De Duitsers probeerden te voorkomen dat vele jongelingen via Nederland onze troepen zouden vervoegen. Ook vertrokken via dezelfde weg inlichtingen over de vijandelijke troepenbewegingen. Sommigen smokkelden deze berichten over tegen betaling, anderen handelden louter uit vaderlandsliefde.

Henri Duerloo en Mon Van Ginderen werkten in de grensstreek voor de Belgische veiligheidsdienst. Ze moesten inlichtingen verzamelen, maar ook mensen en informatie naar Nederland brengen. Van daaruit gingen deze berichten verder naar onze legerleiding. Bij deze dienst stond Henri bekend als een bekwame maar roekeloze man. Toch was hij bij het uitbreken van de oorlog afgekeurd voor de militaire dienst wegens te klein.

In elke gemeente waren er Duitse spionnen, maar spijtig genoeg ook landgenoten die hun diensten aanboden aan de vijand. Ook Essen was niet vrij van dergelijke lui. Eén van hen moet Duerloo verraden hebben voor de premie die op zijn hoofd stond. Nadat hij verdacht werd van spionage verbleef Henri vaak in Nederland. Zijn moeder Rosalie werd door de Duitsers verbannen achter de draad. Het is te zeggen, zij moest voorbij Wildert gaan wonen.

De in Antwerpen wonende Duitser Jan Anton Profitlich kwam in 1917 naar Essen om dienst te doen in de Duitse contraspionagedienst  Politzeistelle, gevestigd in  het huidige hof De Wispelaere in de Stationsstraat.  Bij de bevolking stond het hof bekend als het ‘spionnenkot’.  Profitlich leek ervan bezeten om Henri Duerloo te kunnen pakken. Het Kieken werd in de val gelokt door twee Nederlandse broers, Breugelmans genaamd. Zij waren actief in de grensstreek onder Duits bevel en leverden Duerloo uit. Het fijne van de zaak is nooit boven water gekomen.

De Duitse geheime dienst was maar al te blij met de vangst. Duerloo werd in het ‘spionnenkot’ ondervraagd. Frans Bernaerts zag hem op een vroege morgen weggevoerd worden in een open auto, die van het hof De Wispelaere afreed. Het kieken zat vastgebonden op de achterbank tussen twee Duitsers. Op 27 juni 1918 werd hij achter de Kiekenhoeve in domein Hemelrijk neergeschoten zonder verdere getuigen. ’s Avonds bracht men het lijk naar het dodenhuisje van het kerkhof in Kalmthout, waar zijn moeder hem moest identificeren. In eerste instantie werd hij daar begraven.

Na de oorlog kreeg hij, samen met andere gefusilleerde geallieerde spionnen, een staatsbegrafenis in de kathedraal van Antwerpen. Nadien werden de spionnen herbegraven op het erepark in het Schoonselhof.

De bevolking leefde intens mee met de bedroefde familie en trachtte met geldinzamelingen te helpen. Zijn naam prijkt ook op het ‘Monument der gesneuvelden De Pomp’ op het Heuvelplein.