Kastanje Zoersel

Oorlogsheld: Josephus (Jef) Hens

Josephus (Jef) Hens

Geboren in Halle op 18 mei 1893 en overleden in Ledegem op 30 september 1918. Zoon van Carolus (Karel) Hens en Anna Carolina Bervoets. Zijn vader was burgemeester van Halle.

Militaire levensloop

Zijn leven nam een serieuze wending toen hij zijn legerdienst moest vervullen. De tijd van de lotelingen, een late erfenis van de 19de eeuw, lag al enkele jaren achter ons en elke jongeman werd nu geroepen zijn diensplicht persoonlijk op te nemen. Uitkoop was niet meer mogelijk.

Na de nodige keuringen werd Jef aangeduid voor het 7de Linieregiment, toen gelegerd in de Kazerne 7/8 in Antwerpen- Berchem. De kazerne was gelegen in de Vestingstraat, nu de huidige Uitbreidingsstraat, ter hoogte van het station Antwerpen-Berchem. De kazerne werd in de jaren zestig van vorige eeuw afgebroken in kader van de aanleg van de Grote Ring rond Antwerpen.

Vijftien maanden zou het leger zijn dagen vullen met oefeningen, schietperioden en manoeuvres in Beverloo (Leopoldsburg). Bij de 15 maanden zouden er nog vele bijkomen, maar dat wist geen mens toen.  Zou hij met tegenzin of met een zekere aanvaarding naar de kazerne zijn getrokken. In zijn dossier was niets terug te vinden van straffen of iets dergelijk. Een goed soldaat of een beetje een plantrekker die zich dagelijks door de dienst sloeg. We zullen het waarschijnlijk nooit weten.

Begin augustus 1914 trokken er duistere wolken samen aan de grenzen van ons koninkrijk, ons kwetsbaar koninkrijkje. Zonder natuurlijke grenzen en met een nagenoeg vlak landschap was het geen eenvoudige zaak om ons te verdedigen, laat staan tegen een overweldigende overmacht. Op 4 augustus om 8 uur ’s morgens overschreden in Gemmenich de Duitse troepen landsgrenzen en werden we meegesleurd in niets onziende oorlog.

Ook voor Jef stond er veel op het spel. Hij was al onder de wapens en keek waarschijnlijk uit naar de vele soldaten die werden opgeroepen en die nu één per één in de Berchem kazerne binnen druppelden. Zouden er mannen van Halle bij zijn geweest? Waarschijnlijk wel.

Hoe werkte zo’n mobilisatie? Elke gemeente beschikte over een lijst met de namen van de mannen die ingelicht moesten worden als de mobilisatie werd afgekondigd. In Zoersel en zijn huidige deelgemeenten waren het vermoedelijk de veldwachters die hen op de hoogte brachten. In de steden hing men aanplakbrieven met de aanmaning dat de soldaten zo snel als mogelijk in hun regiment werden verwacht. Ook in kranten verschenen er aankondigingen over de mobilisatie. Vanaf dan begaven alle soldaten zich naar hun garnizoensplaats. In de kazernes werden ze per regiment verdeeld.

Een voorbeeld is het 7de Linieregiment in Berchem, waar veel Zoerselnaren hun legerdienst volbrachten. Het 7de Linie was het ‘moederregiment’ en bestond uit de soldaten van de klassen 1913, 1911 en 1909. Het 27ste Linie vormde het reserveregiment, met de klassen 1912, 1910, 1908 en 1907. De klas 1906 fungeerde als reserve voor deze regimenten, lees: diende om de tekorten op te vullen. De wet van 1913 op de nieuwe legerorganisatie voorzag in nog een derde regiment: het 7de Vestingregiment bestond uit de klassen 1905 tot en met 1901, met de twee oudste klassen (1900 en 1899) als reserve. De eerste twee regimenten maakten deel uit van het veldleger. Het 7de Vestingregiment hoorde bij de vestingtroepen.

Dat was de situatie in 1914. Tijdens de oorlog werden eenheden afgeschaft en andere opgericht naarmate de toestand dat vereiste. Aan het eind van de oorlog was het Belgische leger een kluwen van eenheden en diensten die verspreid lagen over Frankrijk en het kleine stukje onbezet België.

Jef bleef dus in het moederregiment, het 7de Linieregiment, 1ste bataljon, 2de compagnie. Hij zou nooit van eenheid veranderen.

De Eerste uitval uit Antwerpen

Toen iedereen bewapend en uitgerust was, kon het regiment met zijn 3.000 manschappen de kazerne verlaten een onzeker lot tegemoet. De eerste weken ontsprongen ze nog de oorlogsdans. In de eerste weken van augustus werd er behoorlijk veel gemarcheerd en het 7de ontsnapte hier niet aan. De voeten werden niet gespaard. Toen de Duitse troepen met een zwaaibeweging België doorkruiste om Frankrijk aan te vallen, trok het kleine Belgische Leger zich terug achter de fortengordel van Antwerpen, maar einde augustus nam Jef deel aan de Eerste Uitval uit Antwerpen. Het moment was aangebroken om de Duitse flanken aan te vallen.

De beste verdediging is de aanval, zegt het spreekwoord. Aanvallen was in dit geval de enige optie om de Duitsers te dwingen hun krachten te verdelen tussen de hoofdaanval op de Franse troepen en de vervelende Belgen in hun rechterflank. Na de eerder defensieve aanpak van de eerste weken vergde dit van de Belgen een andere inzet van de troepen en al direct lagen er een paar vragen op tafel: wie laten we het uitvoeren, wanneer en waar? Om ook maar een schijn van kans te hebben in zo’n risicovolle onderneming moesten er twee voorwaarden vervuld zijn. De hoofdmoot van de Duitse troepen moest ver genoeg verwijderd zijn, zodat ze tijdens de aanval geen hulp kon bieden, en de slagkracht van hun troepen voor Antwerpen moest inferieur zijn. Hopelijk zou zo’n aanval leiden tot het vertragen van de opmars doordat de logistieke aanvoerlijnen verstoord werden. Ook het afleiden van Duitse divisies die ze broodnodig hadden in de strijd tegen de Franse en Britse troepen, was een doelstelling.

Op 23 augustus wezen de militaire informatiebronnen erop dat het ogenblik was aangebroken voor een aanval op de Duitse linies Merchtem-Brussel-Leuven. Alle eenheden stonden klaar in hun stellingen. Jef die mocht echter niet mee, zijn bataljon bleef achter de fortengordel. Misschien gelukkig voor hem, want er vielen vele doden en gekwetsten. Het 7de werd nadien naar een sector achter het fort ’s Gravenwezel overgebracht, ze beleven er een rustige week, maar niet voor eeuwig natuurlijk. De oorlog loerde om de hoek en niemand wordt vergeten of gespaard. Zo als vele soldaten zal zijn familie wel op bezoek zijn geweest. Halle – ’s Gravenwezel is geen onoverbrugbare afstand.

De tweede uitval uit Antwerpen

Vanaf 5 september leverden Duitsers en Fransen zwaar strijd aan de Marne. Het werd een van de bepalende momenten van de oorlog. Generaal von Kluck, de bevelhebber van het Duitse Eerste Leger, liet zijn troepen draaien vóór Parijs in plaats van erachter. Hierdoor kregen de Fransen de kans om een aanval te lanceren in de kwetsbare flank van hun tegenstander, met als gevolg dat er een einde kwam aan de opmars van het Duitse leger. Na de slag groef men zich in, een toestand die nagenoeg ongewijzigd bleef tot in de lente van 1918.

Als steun voor het Franse offensief besloot de Belgische legerleiding tot een tweede uitval uit Antwerpen. Daar bevonden zich maar twee Duitse divisies om de vesting Antwerpen in het oog te houden, wat duidelijk een tactisch voordeel was. Na de Belgische aanval van enkele weken geleden waren ze wel meer op hun hoede. Op 9 september 1914 was het zover. Bijna het hele veldleger, uitgezonderd de 4de Legerdivisie die na Namen niet meer gevechtsklaar was, stond klaar om ten strijde te trekken. Bijna 85.000 manschappen om een veertig kilometer lang Duits front aan te vallen: dat was te weinig voor zo’n langgerekte linie, maar meer troepen waren niet beschikbaar. Het vestingleger was uitgerust noch getraind om aan offensieve acties deel te nemen.

Jef en 7de linie vertrokken richting Aarschot dat ze betrekkelijk snel bereiken, ze vonden het zwart geblakerd terug. De Duitsers hadden er de burgemeester en vele van zijn stadgenoten geëxecuteerd, waaronder jongens van nog geen 15 jaar. De 7de brigade, waar het 7de Linie deel van uitmaakten, vochten voor wat ze waard waren en drongen langzaam maar zeker de Duitse troepen terug. Om dit succes volledig uit baten, gaf Generaal Drubbel, het 7de het bevel om voor dag en dauw aan te vallen, maar hun onstuimige aanval bracht ze in een gevaarlijke uitsprong van het front. Ook de Duitsers lieten zich niet ombetuigd en zetten nu meer en meer troepen in om die vervelende Belgen terug te dringen richting Antwerpen. Er zat dus voor Jef en zijn lotgenoten niets anders op dan terug te trekken. Ze worden gehuisvest in Vremde, maar aan hun tijdelijke rust zal snel een einde komen.

De aanval op Antwerpen

28 september, die dag marcheerde de Duitse infanterie voorwaarts, richting forten. Ze moest voldoende terrein bezetten, zodat de artilleriewaarneming verzekerd was en de stukken op de forten konden vuren zonder zelf te worden aangevallen. Eén dag later openden de 30,5- en 42 centimeter-kalibers het vuur op de forten Walem en Sint-Katelijne-Waver. De gevolgen waren desastreus: doorgeschoten gewelven, blokkerende pantserkoepels, verlichting en ventilatie die uitvielen. Tot overmaat van ramp lag het vijandelijke geschut buiten het bereik van de eigen wapens. Op Fort Sint-Katelijne-Waver schoten de Duitsers niet minder dan 498 projectielen af met een gezamenlijk gewicht van 303 ton. Net zoals in Fort Loncin ontplofte ook hier het munitiemagazijn, zij het dat er minder slachtoffers vielen. De verspreide vorm van het fort speelde daar waarschijnlijk een grote rol in. Het Duitse lichtere geschut nam de schansen en intervallen onder vuur. Op 1 oktober om vier uur in de namiddag stopte de beschieting en stormde de Duitse infanterie voorwaarts. De eindaanval was ingezet. Op 2 oktober besloot de koning de fortenlijn te verlaten en terug te trekken achter de Nete. Engelse versterkingen, in de gedaante van enkele marinebrigades, konden het tij niet meer keren: de vesting Antwerpen was toen al reddeloos verloren. De volgende dagen vielen ook de forten Lier, Koningshooikt, Duffel en Breendonk onder het vuur van de zwaarste Duitse artillerie. Ze werden verlaten toen het verzet meer op een zelfmoordmissie begon te lijken dan op een strijd met nog enige kans.

Jef zijn eenheid verdedigde mee de sector rond het fort Sint-Katelijne-Waver, de zwaarst beproefde sector. Op 7 oktober, om twaalf uur ’s middags, begon het slothoofdstuk van de strijd in Antwerpen. Tijdens de laatste ontmoeting tussen koning Albert en de bevelhebber van de vesting, generaal Victor Deguise, kreeg die laatste het bevel om met de vestingtroepen, de Britse eenheden en de 2de Legerdivisie (Jef zijn Divisie) zo lang als mogelijk stand te houden en zo het veldleger te kans te geven weg te raken uit deze verloren strijd. Na dit gesprek verliet de koning de vesting en trok samen met zijn soldaten richting IJzer.

Standhouden, dat betekende eigenlijk: zich opofferen. Veel soldaten hadden ongetwijfeld iets anders in gedachten. Ze waanden zich veilig achter de forten, maar nu werden ze tot redders van het vaderland gebombardeerd, met een vijand die al tussen de twee fortengordels stond. De forten konden het nog wel even uithouden, maar bij de vestinginfanterie was er heel wat minder offerbereidheid. Het ontbreken van reële successen woog zwaar op het moreel. En door de beschieting van de stad, die al begon in de avond van 7 oktober, verbeterde dat niet. De vestingcommandant besloot de rechteroever op te geven en de forten het daar alleen te laten uitvechten. De 2de Legerdivisie onder bevel van luitenant-generaal Dossin kreeg het bevel Antwerpen te verlaten. Ondanks vijftig kilometer achterstand op het veldleger slaagde de divisie erin om dat op 10 oktober in te halen aan het kanaal Gent-Terneuzen. Maar de tol was zwaar: van de 14.000 manschappen bereikten er na alle gevechten in Antwerpen nog 6000 de IJzer. Een harde slag voor de ‘Antwerpse’ divisie, die voor de oorlog haar basis had in de havenstad. Jef sjokte mee naar de Westhoek, opzoek naar bescherming, naar rust, maar ook dat zou hen niet worden gegund.

Sint-Joris, de hel op aarde

Doel van de Duitse oktoberaanval was de inname van de Belgische en Franse kanaalhavens. De noodzakelijke verbinding tussen Frankrijk en Groot-Brittannië zou zo verbroken worden en vooral de Britten afsnijden van bevoorrading. De volgende stap was de vernietiging van de Brits-Franse troepen en de inname van Parijs. Maar vooraan op de agenda stond de uitschakeling van de Belgische troepen, die nu al meer dan twee maanden de doortocht naar Frankrijk in de weg stonden.

Op 14 oktober werden de Belgische legerdivisies in hun posities geplaatst. De volgende dag liet de koning een communiqué voorlezen: ‘In de stellingen waarin ik u plaatsen zal, moeten uwe blikken steeds vooruit gericht zijn; gij moet als verrader van het vaderland aanzien alwie het woord van terugtocht zal uitspreken, zonder dat een uitdrukkelijk bevel daartoe bestaat.’ Officieren werden met onmiddellijke ingang gedegradeerd als ze niet voldeden. Zelfs stafofficieren werden in de linies geplaatst om het voorbeeld te geven. Het was duidelijk dat we met de rug tegen de muur stonden, maar er was geen keuze. De dag dat het offensief zou losbarsten, brak bijna aan.

Vier dagen later, op 18 oktober, nam de Slag om de IJzer een aanvang: de Duitse legerkorpsen vielen massaal aan. De Belgische voorposten voor de IJzer werden snel onder de voet gelopen. De Duitse troepenmacht die Antwerpen had belegerd, belaagde nu de Belgische linies opnieuw, aangevuld met pas gevormde reservekorpsen. De 28 kilometer Belgische linie stond onder zware druk. Belgische luchtverkenning had uitgewezen dat op 19 oktober het 4de Duitse Leger de IJzerlinie snel naderde. Sint-Joris bij Nieuwpoort werd zwaar beschoten en de daar gelegen Uniebrug werd vernietigd voordat de Duitsers er gebruik van konden maken.

Het 7de Linie betrok de stellingen aan de rand van het dorp Sint-Joris en werd daar belast met de verdediging van de Uniebrug, één van meest kritieke punten aan de Ijzer. Het vlakke land, waar later Jacques Brel zo mooi over kon zingen, bood wel geen enkele bescherming en ingraven leidde steeds tot grachten ipv. loopgrachten. Beschoten door de superieure Duitse artillerie verloor Jef de ene collega na de andere. Het 7de Linie dat al samengevoegd was met het 27ste Linie had vele doden moeten afgeven aan de waanzin van de oorlog. Velen onder hen hebben nog steeds geen gekend graf. Het 7de Linie kreeg wel, door hun uitzonderlijke moedige inzet, als eerste regiment de nestel van de Leopoldsorde aan hun vaandel gehecht.

Het 7de Linie trok zich op 19 oktober 1914 op de linkeroever van de IJzer terug en hielp mee het Duitse offensief van 21-23 oktober afslaan. Rond de Uniebrug werd heel hevig gevochten: het regiment slaagde erin het moordende Duitse artillerievuur gedurende 4 dagen te trotseren, maar de uitputting eiste uiteindelijk zijn tol. De Uniebrug werd veroverd door de Duitsers.

De Heilige wacht achter de IJzer

Jef daarentegen overleefde deze hel zonder een schram en na de IJzerslag trok hij met zijn regiment van de ene sector naar de andere. Vier lange jaren in de loopgraven of een kort bijgelegen rustkantonnement. Nieuwkapelle, Steenstraete, Ramskapelle, vele namen gegrift in het collectief geheugen van de Eerste Wereldoorlog.

Jef liep geen verwondingen, werd nooit ziek en kreeg geen enkele straf. Een uitzondering, maar er doemde in de verte iets op waar hij nog geen weet van had. Na vier jaren achtte de koning de tijd rijp om het land te bevrijden. Overal stonden de Duitse linies onder zware druk en het Bevrijdingsoffensief stond voor de deur. Een laatste inspanning en het was voorbij.

Het Belgische leger voor het eindoffensief

Na alles uit de politieke en militaire kast te hebben gehaald om zo veel soldaten als mogelijk te rekruteren kon België 170.000 manschappen opstellen, verdeeld over twaalf infanteriedivisies – elk bestaande uit drie infanterieregimenten van ongeveer tweeduizend manschappen –, een cavaleriedivisie en meer dan 1100 stukken geschut. Nooit had het land meer soldaten: iedereen die een geweer kon dragen, stond klaar voor de ultieme aanval. Elke soldaat beschikte over een degelijke uitrusting en meer dan ooit besefte iedereen dat dit wel eens de finale slag kon zijn. Op 27 september werd bij de soldaten de volgende boodschap van de koning verspreid: ‘Soldaten, weldra zult gij een machtige stormloop tegen de vijandelijke stormloop ondernemen. Het is uw taak, aan de zijde van uwe heldhaftige Britse en Franse kameraden, de overweldiger die uw broeders sinds meer dan vier jaar verdrukt, terug te drijven. Het ogenblik is van een beslissende betekenis. Overal trekt de Duitser terug.
Soldaten, toont u waardig van de heilige zaak van onze onafhankelijkheid, waardig van onze tradities en ons ras. Vooruit voor het Recht, voor de Vrijheid, voor het roemvol en onsterfelijk België.

Tegenover de Legergroep Vlaanderen stond het Marinekorps Flandern en het 4de Duitse Leger. Vier Duitse divisies lagen in stelling voor de aanvalssector van de Belgen, weliswaar niet meer op volle sterkte, maar uitgerust met veel mitrailleurs in goed uitgebouwde stellingen. Ook was het voor de vijand geen geheim meer dat het offensief nakend was. Het was bijna onmogelijk alle troepenverplaatsingen geheim te houden. Vooral de verkenningsvliegtuigen vielen op als voortekens van het offensief; nachtvluchten voor verkenning behoorden nog niet tot de mogelijkheden. De Duitsers hadden hun verdedigingsstellingen in de diepte uitgebouwd: zes stellingen, verdeeld over twee groepen. Het waren geen aaneengeregen loopgraven meer, die toch niet bestand bleken tegen artillerievuur, maar betonnen bunkers met daartussen mitrailleursposten. Dit systeem ontstond in het voorjaar van 1918, toen de Duitsers na het mislukken van de aanval op Ieper een verdedigende strategie uitwerkten

Bij het krieken van 28 september 1914 stormde het 7de linie uit zijn loopgraven richting Duitse stellingen. Zij bevinden zich uiterst rechts in de Belgische Sector. Rechts naast hun het Britse leger dat al jaren de Ieperse sector bezet. Hun doel, de overrompeling van de Flandernstellung, een lijn van mitrailleurposten en bunkers. De Duitsers meesters in de verdediging wachtten de Belgen op en bestookten van op de weinige hoogten de Belgische aanvalsgolven.

En in de buurt van Ledegem, een bescheiden dorpje tussen Kortrijk en Roeselare, liet het geluk Jef in de steek. Op maandag 30 september 1918 verloor hij het leven tijdens een poging om het gehucht Sint-Pieter in te nemen. Soldaat van oktober 1913 tot bijna 5 jaar later, geen schram, geen ziekte kreeg hem klein, maar nu was het over.

Zijn laatste Reis

Begraven in een veldgraf werd hij op 10 december 1921 overgebracht naar zijn geboortedorp, naar het kleine Halle waar zijn laatste rustplaats klaar lag voor hem. Met de trein vanuit West-Vlaanderen naar het station in Lier en dan het laatste stuk via Zandhoven naar Halle waar zijn familie stond te wachten. Nog een plechtigheid in de kerk, een woord van de pastoor en Burgemeester en dan in een koud graf.

Maar nog is het reizen niet gedaan voor Jef. Tijdens de ontruiming van de begraafplaats achter de kerk werd hij overgebracht naar de huidige begraafplaats in de Vogelzang. Zijn graf draagt de tand des tijds, misschien een uitdaging om het te laten restaureren, zodat zijn offer niet wordt vergeten.